aanvinken

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]
checked ("aangevinkte") box

Etymology

[edit]

From aan +‎ vinken. Likely from modern Dutch vink (finch (songbird)). This etymology is incomplete. You can help Wiktionary by elaborating on the origins of this term.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈaːnˌvɪŋ.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧vin‧ken

Verb

[edit]

aanvinken

  1. to check (f.e. choices on a form) (not implying elimination of options or objectives)

Conjugation

[edit]
Conjugation of aanvinken (weak, separable)
infinitive aanvinken
past singular vinkte aan
past participle aangevinkt
infinitive aanvinken
gerund aanvinken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular vink aan vinkte aan aanvink aanvinkte
2nd person sing. (jij) vinkt aan, vink aan2 vinkte aan aanvinkt aanvinkte
2nd person sing. (u) vinkt aan vinkte aan aanvinkt aanvinkte
2nd person sing. (gij) vinkt aan vinkte aan aanvinkt aanvinkte
3rd person singular vinkt aan vinkte aan aanvinkt aanvinkte
plural vinken aan vinkten aan aanvinken aanvinkten
subjunctive sing.1 vinke aan vinkte aan aanvinke aanvinkte
subjunctive plur.1 vinken aan vinkten aan aanvinken aanvinkten
imperative sing. vink aan
imperative plur.1 vinkt aan
participles aanvinkend aangevinkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.
[edit]