gors

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gors    (hulp, bestand)
• IPA: / ɣɔrs / (1 lettergreep)
  • (Noord-Nederland): /χかいɔrs/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɔrs/

Woordafbreking

• gors

Woordherkomst en -opbouw

• [A] vgl. Middelnederduits gorse, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860
• [B] van Middelnederlands gorse, in de betekenis van ‘buitendijks land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1339

[A]+[B]	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gors	gorzen
verkleinwoord	gorsje	gorsjes

Zelfstandig naamwoord

[A] de gors v / m

1. (zangvogels) benaming voor vogels uit de familie Emberizidae 

• 
  [A] De geelgors (Emberiza citrinella) is een gors.

Hyponiemen

   

Bairds gors Bangs' struikgors Bells gors Boliviaanse boomgors Boliviaanse kuifgors Botteri's gors Brewers gors Cabanis' gors Cabanis' grondgors Cassins gors Costa Ricaanse struikgors Goslings gors Henslows gors Jankowski's gors Japanse maskergors Japanse rietgors Kaapse gors Koslows gors Lecontes gors Lincolns gors McCowns ijsgors McKays sneeuwgors Mexicaanse veldgors Nelsons spitsstaartgors Pallas' rietgors Patagonische saffraangors Patagonische sierragors Somalische gors Stewarts gors Stolzmanns gors Tristrams gors Vincents gors Wilkins gors acaciagors avondgors bamboegors blauwe gors bleke gors bonte ijsgors boomgors bosgors bruinkopgors bruinstuitgors buitengors campogors chacogors cirlgors dennengors dikbekgors diucagors donkere struikgors driekleurige struikgors dwerggors geelbrauwgors geelgors geelgroene struikgors geelkeelgors geelsnavelgors geelwanggors gekraagde boomgors gestreepte gors gewone saffraangors gletsjergors goudkruingors goudsnavelgors goudvleugelgors goughgors grasgors graslandgors grauwe gors grauwe roodstaartgors grauwgors grijskopgors grijze boomgors grijze gors grijze kroongors grijze kuifgors grijze musgors grijze struikgors groengele saffraangors groenruggors grondgors grote incagors grote saffraangors huisgors ijsgors inaccessiblegors incagors indigogors jacarinagors kaneelstaartgors kapucijnergors kleine grasgors kleine incagors kobaltgors kroongors kuifgors kweldergors langstaartgors lazuligors leeuwerikgors leigrijze roodstaartgors leikleurige musgors loodkleurige sierragors magelhaengors maskergors meesgors moerasgors musgors nevadagors nightingalegors oaxacagors olijfgors olijfgroene struikgors olijfruggors pampagors panamagors paramogors prairiegors purpergors purperkroongors regenbooggors rietgors rode kroongors rode roodstaartgors roestkruingors roestnekgors roestruggors roeststaartgors roestvleugelgors roodhalsgors roodkraaggors roodoorgors roodstaartgors rosse gors rotsgors rozebuikgors saffraangors savannahgors sierragors sierramadregors smyrnagors sneeuwgors socotragors spitsstaartgors spoorgors sprinkhaangors struikgors sãofranciscogors teugelgors tocuyugors toendragors veelkleurengors veelkleurige chacogors veldgors vijfstrepengors weidegors wigsnavelgors wilgengors witkeelgors witkopgors witkruingors yungasgors zanggors zapatagors zevenstrepengors zwartborstgors zwarte sierragors zwartkeelgors zwartkingors zwartkopgors zwartkruingors zwartrosse boomgors zwartteugelgors zwartwanggors zwavelgors

Vertalingen

    1. benaming voor vogels uit de familie Emberizidae   

Duits: Ammer (de) v Engels: bunting (en) (VK), sparrow (en) (VS)

Frans: bruant (fr) Spaans: escribano hortelano (es)

Zelfstandig naamwoord

[B] het gors o

1. (waterbeheer) buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt

• 
  [B] De gorzen van de Dintel zijn ingedijkt.

Afgeleide begrippen

• gorsdijk, gorsland

Vertalingen

    2. buitendijks land   

Duits: Salzwiese (de) v

Engels: salt marsh (en) (VK)

Anagrammen

• gros

Gangbaarheid

• Het woord gors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gors" herkend door:

66 %	van de Nederlanders;
43 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.