beschroomd

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

Past participle of now-archaic beschromen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /bəˈsxroːmt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧schroomd
  • Rhymes: -oːmt

Adjective

[edit]

beschroomd (comparative beschroomder, superlative beschroomdst)

  1. timid, shy
    Synonyms: bedeesd, (dated) blohartig, schroomvallig, schuchter, verlegen, bleu, timide

Declension

[edit]
Declension of beschroomd
uninflected beschroomd
inflected beschroomde
comparative beschroomder
positive comparative superlative
predicative/adverbial beschroomd beschroomder het beschroomdst
het beschroomdste
indefinite m./f. sing. beschroomde beschroomdere beschroomdste
n. sing. beschroomd beschroomder beschroomdste
plural beschroomde beschroomdere beschroomdste
definite beschroomde beschroomdere beschroomdste
partitive beschroomds beschroomders

Derived terms

[edit]