veroorloven

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From ver- +‎ oorloven.

Pronunciation

[edit]
  • Audio:(file)

Verb

[edit]

veroorloven

  1. (reflexive) to afford, allow oneself
    Synonym: permitteren
    Hij heeft het zo druk dat hij het zich niet kan veroorloven vakantie te nemen.He's so busy that he can't afford to take any holiday.
    Vrije dag? Dat kan ik me niet tegenwoordig veroorloven!A day off? I can not afford (myself) that these days!

Conjugation

[edit]
Conjugation of veroorloven (weak, prefixed)
infinitive veroorloven
past singular veroorloofde
past participle veroorloofd
infinitive veroorloven
gerund veroorloven n
present tense past tense
1st person singular veroorloof veroorloofde
2nd person sing. (jij) veroorlooft, veroorloof2 veroorloofde
2nd person sing. (u) veroorlooft veroorloofde
2nd person sing. (gij) veroorlooft veroorloofde
3rd person singular veroorlooft veroorloofde
plural veroorloven veroorloofden
subjunctive sing.1 veroorlove veroorloofde
subjunctive plur.1 veroorloven veroorloofden
imperative sing. veroorloof
imperative plur.1 veroorlooft
participles veroorlovend veroorloofd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Descendants

[edit]
  • Afrikaans: veroorloof, veroorlowe