zeil
Étymologie
modifierNom commun
modifierNombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | zeil | zeilen |
Diminutif | zeiltje | zeiltjes |
zeil \Prononciation ?\ neutre
- (Marine) Voile, voilure.
- (Sens figuré) een oogje in het zeil houden.
- tenir à l’œil, avoir à l’œil, surveiller, faire attention.
alle zeilen bijzetten.
- mettre toutes voiles dehors.
- (Sens figuré) een oogje in het zeil houden.
- Bâche.
- Linoléum.
Dérivés
modifier- alle zeilen bijzetten
- bezaanzeil
- brikzeil
- dekzeil
- grootstengestagzeil
- jonkzeil
- lijzeil
- loggerzeil
- met alle zeilen
- een oogje in het zeil houden
- het zeil reven
- het zeil trimmen
- met de zeilen voor de mast liggen
- met een nat zeil thuis komen
- met opgestoken zeilen
- onder zeil
- schoenerzeil
- topzeil
- veel zeil voeren
- voorstengestagzeil
- waterzeil
- zeil hijsen
- zeil in top zetten
- zeil strijken
- zeil zetten
- zeilberging
- zeilbewijs
- zeilboot
- zeilcanadees
- zeilclub
- zeilcursus
- zeildoek
- zeildoeks
- zeilelger
- zeilen
- zeiler
- zeiljacht
- zeilkamp
- zeilkano
- zeilkar
- zeilkast
- zeilkiel
- zeilklaar
- zeilkoers
- zeilkooi
- zeilkous
- zeillat
- zeilletter
- zeilmaker
- zeilmakerij
- zeilnummer
- zeiloor
- zeiloppervlak
- zeilplaat
- zeilplan
- zeilplank
- zeilpunt
- zeilree
- zeilschip
- zeilschool
- zeilsport
- zeilster
- zeilstreep
- zeiltocht
- zeilvaardig
- zeilvaardigheidsbewijs
- zeilvaartuig
- zeilval
- zeilvangers
- zeilvenster
- zeilvereniging
- zeilvermogen
- zeilvliegen
- zeilvlieger
- zeilwagen
- zeilwedstrijd
- zeilwerk
- zeilwherry
- zeilwind
- zeilwrijver
Proverbes et phrases toutes faites
modifierVocabulaire apparenté par le sens
modifierForme de verbe
modifierzeil \Prononciation ?\
- Première personne du singulier au présent de zeilen.
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 98,7 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « zeil [Prononciation ?] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « zeil [Prononciation ?] »
Anagrammes
modifierRéférences
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]