(Translated by https://www.hiragana.jp/)
roepen — Wiktionnaire, le dictionnaire libre Aller au contenu

roepen

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
À rapprocher de l’allemand rufen, de même sens. À rapprocher également de l’anglais roop.
Présent Prétérit
ik roep riep
jij roept
hij, zij, het roept
wij roepen riepen
jullie roepen
zij roepen
u roept riep
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben roepend geroepen

roepen \ɾu.pǝː\

  1. Appeler.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 100,0 % des Flamands,
  • 99,3 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]