Navigatie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 95.97.165.146 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Kukkie |
meer over geschiedenis |
||
Regel 15:
== Geschiedenis van de navigatie ==
Aanvankelijk voeren zeelieden alleen dicht onder de kust en bepaalden hun plaats en koers aan de hand van markante punten op de wal.
Bij ondiep water was het mogelijk om bodemmonsters te nemen en door bepaalde bodemtypen te herkennen, soms zelfs door te proeven van de modder, informatie over de plaats te winnen. Ook de waterdiepte (in [[vadem]]) geeft informatie: in [[Handelingen van de apostelen|Handelingen]] 27:28-29 meten de zeelui een verminderde diepte, en dat doet vermoeden dat er land in de buurt is, wat men door de duisternis niet kan zien.
Een plaats op zee, overal op aarde, is door de [[breedtegraad]] en de [[lengtegraad]] bepaald. Beide worden in graden uitgedrukt, niet in kilometers of mijlen. De breedte is vrij makkelijk te bepalen: door de hoek tussen de zon en de [[Horizon (lijn)|horizon]] op het hoogste punt van de schijnbare zonnebaan te meten kan deze vrij eenvoudig worden afgeleid. Ook andere hemellichamen met een bekende positie, zoals de [[poolster]], kunnen hiervoor worden gebruikt. Hiervoor werden, in chronologische volgorde, het [[astrolabium]], de [[jakobsstaf]] en de [[Sextant (navigatie)|sextant]] gebruikt. Voor de bepaling van de lengtegraad uit de hoogte van de zon moet men een zeer nauwkeurige tijdsbepaling hebben en dat was eeuwenlang een belangrijk probleem. Pas omstreeks 1762 werd de eerste voldoende nauwkeurige chronometer voor dit doel gemaakt, door [[John Harrison (uitvinder)|John Harrison]].▼
De koers kon worden bepaald aan de hand van zon en sterren, maar ook dat kon natuurlijk alleen bij helder weer. De vermelding in Handelingen 27:20 geeft aan dat de zeelui geen enkele indicatie hadden over de koers. Het magnetisch [[kompas]], dat eeuwenlang een belangrijke koersindicator was, bestaat pas sinds de 12e eeuw.
▲Een plaats op zee, overal op aarde, is door de [[breedtegraad]] en de [[lengtegraad]] bepaald. Beide worden in graden uitgedrukt, niet in kilometers of mijlen. De breedte is vrij makkelijk te bepalen: door de hoek tussen de zon en de [[Horizon (lijn)|horizon]] op het hoogste punt van de schijnbare zonnebaan te meten kan deze vrij eenvoudig worden afgeleid. Ook andere hemellichamen met een bekende positie, zoals de [[poolster]], kunnen hiervoor worden gebruikt. Hiervoor werden, in chronologische volgorde, het [[astrolabium]], de [[jakobsstaf]] en de [[Sextant (navigatie)|sextant]] gebruikt. De lengte is lastiger: Voor de bepaling van de lengtegraad uit de hoogte van de zon moet men een zeer nauwkeurige tijdsbepaling hebben en dat was eeuwenlang een belangrijk probleem. Pas omstreeks 1762 werd de eerste voldoende nauwkeurige chronometer voor dit doel gemaakt, door [[John Harrison (uitvinder)|John Harrison]].
Door een dicht wolkendek kan het onmogelijk zijn om een ster te schieten. Slecht zicht kan er ook voor zorgen dat kenbare punten aan de wal niet goed zijn waar te nemen. Men navigeert dan volgens een [[gegist bestek]]. Vanuit de laatst bekende positie, bijvoorbeeld verkregen uit een stersbestek, zet men de sindsdien gevaren koers en afstand uit. Dit wordt natuurlijk onnauwkeuriger naarmate de verstreken tijd sinds de laatste bekende verblijfplaats groter is. Ook is het een probleem als het effect van wind en stroom niet goed bekend is.
|