antoniem
- an·to·niem
- In de betekenis van ‘tegengesteld van betekenis’ voor het eerst aangetroffen in 1912.[1]
- met het voorvoegsel anti- met het achtervoegsel -oniem; Leenwoord uit Frans antonyme.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antoniem | antoniemen |
verkleinwoord | antoniempje | antoniempjes |
het antoniem o
- (taalkunde) een woord waarvan de betekenis tegengesteld is aan die van een ander woord
1. woord met tegengestelde betekenis
stellend | |
---|---|
onverbogen | antoniem |
verbogen | antonieme |
antoniem
- het bezitten van een tegengestelde betekenis
- kan anders dan het zelfstandig naamwoord ook betrekking hebben op meer dan een woord, bijvoorbeeld een zin of zinsdeel.
1. tegengesteld van betekenis
- Het woord antoniem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antoniem" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "antoniem" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ antoniem op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be