doorliepen
- Geluid: doorlíépen (hulp, bestand)
- Geluid: dóórliepen (hulp, bestand)
- IPA: /do̝r'lipə(n)/, /'do̝rlipə(n)/
- door·lie·pen
vervoeging van |
---|
doorlopen |
doorlíépen
- meervoud verleden tijd van doorlopen
- Wij doorliepen.
- Jullie doorliepen.
- Zij doorliepen.
- Wij doorliepen.
vervoeging van |
---|
doorlopen |
dóórliepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorlopen
- ...dat wij doorliepen.
- ...dat jullie doorliepen.
- ...dat zij doorliepen.
- ...dat wij doorliepen.
- Vergelijk liepen door.
- Het woord doorliepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.