flits

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  flits    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• flits

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kort schijnsel’ voor het eerst aangetroffen in 1555

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	flits	flitsen
verkleinwoord	(flitsje)	(flitsjes)

Zelfstandig naamwoord

de flits m

1. een korte uitbarsting van licht of een ander elektromagnetisch verschijnsel

   • Een flits aan de horizon was de eerste aankondiging van het komende onweer. 

2. een kortdurend maar heftig evenement

Hyponiemen

• bliksemflits, gammaflits, gedachteflits, lichtflits, nieuwsflits, vuurflits

Afgeleide begrippen

   

flitsaccumulator flitsactie flitsapparaat flitsauto flitsbaby flitsbekeuring flitsbel flitsbeleggen flitsbezorgen flitsbezorger flitsbezorging flitsblok flitsblokje flitsboete flitsbrigade flitscamera flitscontainer flitsen flitsfaillissement flitsgeheugen flitsgeld flitshandel flitshandelaar flitshelikopter flitsherinnering flitshuwelijk flitsinformatie flitskapitaal flitskapitalisme flitskast flitskrediet flitslamp flitslening flitslicht flitsmacht flitsmenigte flitsmoment flitsontslag flitspaal flitspak flitsprofessor flitsramp flitsscheiding flitssollicitant flitssollicitatie flitsstep flitstijd flitstoestel flitstrein flitswagen flitswerk flitswoning

Vertalingen

    1.   

Engels: lightning (en)

Spaans: fogonazo (es) m

Werkwoord

vervoeging van
flitsen

flits

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
   

   • Ik flits. 

2. gebiedende wijs van flitsen
   

   • Flits! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flitsen
   

   • Flits je? 

Gangbaarheid

• Het woord flits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flits" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.