halo
- ha·lo
- via Frans halo of middeleeuws Latijn halo van klassiek Latijn halos dat teruggaat op Oudgrieks ἅλως (háloos) "rand om schild"; in de betekenis van ‘lichtende kring om zon of maan’ voor het eerst aangetroffen in 1894 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halo | halo's |
verkleinwoord | halootje | halootjes |
de halo m
- (religie) stralenkrans die (het hoofd van) een heilige in afbeeldingen omgeeft
- ▸ Aan het kruisribgewelf ervan hangt het gepolychromeerde eikehouten Marianum uit 1533. Een halo van stralen en vlammen omringt deze dubbele Madonna.[4]
- (meteorologie) diffuse lichtgevende ring rond de zon of de maan veroorzaakt door lichtstrooiing aan ijskristallen in de dampkring
- Er bestaat een grote verscheidenheid aan halo's doordat ijskristallen licht op veel verschillende manieren kunnen breken.
- ▸ We spraken over haar ervaringen en zij sloot het telefoongesprek af met de woorden: „Moet je eens naar buiten kijken, er is zo’n prachtige halo om de maan.”[5]
- (astronomie) de bolvormige invloedsfeer die een melkwegstelsel omgeeft
- In de halo bevinden zich bolvormige sterrenhopen.
- ▸ Amerikaanse astronomen hebben ontdekt dat melkwegstelsels van zeer uiteenlopende typen en helderheden omringd worden door een zeer ijle, maar ook zeer uitgestrekte halo van hoog geïoniseerde koolstofatomen. Zo'n halo verraadt zich doordat hij het licht van quasars die er op heel grote afstanden achter staan op bepaalde golflengten absorbeert.[6]
- (economie) uitstraling van een marketingactiviteit op een ander merk/product dan dat waar de activiteit direct op gericht is
- ▸ Het is de droom van elke marketeer om zo'n status te bereiken waarin de halo van het merk zo helder schijnt dat het alles verlicht wat het bedrijf aanraakt.[7]
- (sport) constructie van stangen op racevoertuigen die het hoofd van de coureur bij een botsing moeten beschermen
- ▸ Eén ding valt wél op aan de nieuwe bolide in de Formule 1: die zware constructie op de cockpit die wat wegheeft van een teenslipper. De halo is nu verplicht, maar wordt nog steeds verguisd.[8]
-
1. Op dit schilderij van het Laatste Avondmaal hebben Jezus en zijn discipelen een halo, behalve de verrader Judas.
-
2. Een halo rond de zon.
-
5. Een zwarte halo op een rode wagen in de Formule 1.
- [1] aureool
- [2] lichtkring
- [4] halo-effect
1. stralenkrans die het hoofd van een heilige in afbeeldingen omgeeft
- Het woord halo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "halo" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ halo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "halo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Jean Luc MeulemeesterKunstschatten uit de Sint-Leonarduskerk van Zoutleeuw, parel van Haspengouw in: Vlaanderen., 254 jrg. 44 nr. 1 (januari/februari 1995), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt, p. 39 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Esther Visser-Stoelinga“Ikje : Halo” (6 maart 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron George Beekman“Hongerige halo” (11 augustus 2001) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Halo effect engelachtige aannames halo effect op bevooroordeelde verwachtingen” (3 juni 2024) op fastercapital.com
- ↑ Weblink bron Frank Huiskamp“De halo valt best mee voor Max Verstappen en collega’s” (22 maart 2018) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈheɪləʊ/
- ha·lo
enkelvoud | meervoud |
---|---|
halo | halos haloes |
halo
- (religie) halo
- (meteorologie) halo
- ha·lo
- [1] van het Nederlands hallo; een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.
- [2] van het Nederlands halo; een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.
halo
- [1] hallo aanroep bij begin telefoongesprek, om aandacht te trekken of als begroeting
halo
- [2] halo
- ha·lo
enkelvoud | meervoud |
---|---|
halo | halos |
halo m
vervoeging van |
---|
halar |
halo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van halar
- halo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
- IPA: /ɦalɔ/
- ha·lo
halo o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | halo | hala |
genitief | hala | hal |
datief | halu | halům |
accusatief | halo | hala |
vocatief | halo | hala |
locatief | halu | halech |
instrumentalis | halem | haly |
halo