(Translated by https://www.hiragana.jp/)
Leidersbeginsel - Wikipedia Naar inhoud springen

Leidersbeginsel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Cerkeliste (overleg | bijdragen) op 30 jan 2021 om 19:46. (bron)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het leidersbeginsel (Duits: Führerprinzip) is een beginsel waarbij de leider de beslissingen neemt voor zijn hele groep. Het beginsel kan toegepast worden op alle domeinen van de maatschappij.

Fascisme

Het beginsel kwam sterk naar voren met de opkomst van het fascisme. Fascistische landen en organisaties zijn meestal piramidaal gestructureerd met één sterke man aan het hoofd. Vaak kennen leiders van fascistische dictaturen zichzelf de titel 'leider' toe. Zo noemde Benito Mussolini zich il Duce, Adolf Hitler der Führer, Francisco Franco el Caudillo en Ante Pavelic poglavnik. Het belang van het collectief (collectivisme) gaat in deze visie altijd boven het belang van het individu. Dit hogere belang wordt verpersoonlijkt in de leider aan wie men onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en trouw verschuldigd is. Er is een militair aandoende hiërarchie van leiders waarbij lager geplaatsten kritiekloos hebben te gehoorzamen aan hun superieuren. Die superieuren hebben hierdoor een onbeperkte bevoegdheid, maar zijn zelf onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd aan de leiders die weer boven hen staan. Wanneer een leider zwak of corrupt is, zou een sterkere leider hem mogen afzetten en vervangen. Op deze wijze zou het gebrek aan 'democratische' controle van hogere organen dan worden gecompenseerd. Uiteraard past een democratische besluitvorming niet in dit model: dit is alleen maar "vertragend geleuter" volgens de meeste fascisten.

Nazisme

De Duitse Führer Adolf Hitler wilde in Mein Kampf een Germaanse staat stichten op basis van het leidersbeginsel. Het beginsel moest van kracht worden in de hele staat. Het beginsel mocht niet ophouden bij de grondwet, maar moest de totale wetgeving en zelfs het burgerlijk leven doordringen. De staat diende van de kleinste gemeente tot de hoogte leiding van het Rijk het leidersbeginsel door te voeren. De leider beschikte over een onbeperkt gezag en een onbeperkte vrijheid van handelen tegenover zijn ondergeschikten, terwijl hij volkomen verantwoording schuldig was aan zijn meerderen. Hij moest de grootst mogelijke invloed krijgen en zo weinig mogelijk in zijn streven belemmerd worden. De staat moest de belichaming zijn van het streven om de enkeling boven de massa te stellen, om dus de massa ondergeschikt te maken aan de besten. Er was geen sprake van beslissingen bij meerderheid van stemmen; uiteindelijk nam één man de beslissing. Er zouden parlementen zijn met raadsleden die enkel konden raad geven, want alleen de leider had recht tot bevelen. De parlementen waren nodig, omdat zo de belangrijkste mensen naar voren konden komen. Er waren geen vertegenwoordigende lichamen waarin de meerderheid besliste. De Germaanse staat kende alleen raadgevende lichamen die de gekozen leider terzijde stonden. De beslissing lag in handen van de leider. Absoluut gezag en absolute verantwoordelijkheid gingen onvoorwaardelijk samen.

Hitler verduidelijkte wie voor hem geschikt was voor het leiderschap. Intellectuelen waren zelden grote organisatoren. De gave om ideeën te vormen had met leiderscapaciteiten niets uitstaande. De agitator bezat veel eerder leiderscapaciteiten dan de intellectueel. Een agitator was bij machte om een idee bij de grote massa ingang te doen vinden. Want leider zijn betekende: de massa’s in beweging kunnen brengen. Liever een stevige volksman aan het roer. Mensen die niet de minste betekenis schenen te bezitten, bleken toch geboren leiders te zijn.

Een voorbeeld van de werking van het leidersbeginsel was de reactie van Hitler wanneer hem klachten bereikten over corrupte of slechte leiders. Hij weigerde de betreffende leider ter verantwoording te roepen, maar nodigde de lokale partijkring uit de betreffende leider af te zetten. Dit illustreert overigens de wijze waarop de leiders, waaronder Hitler, zichzelf in het zadel hielden. Ondergeschikten werden tegen elkaar opgezet, en wanneer zich een conflict voordeed hield de leider zich afzijdig. Slechts wanneer zich een winnaar aftekende zou de leider ten slotte van zijn "hemelse troon" afdalen om de winnaar te steunen.

Algemeen begrip

Naast de duidelijkste uitingen van het beginsel in staatsverband is het leidersbeginsel een algemeen begrip dat op alle domeinen van de maatschappij toegepast kan worden. Waar je een groep hebt, kan de groep georganiseerd worden volgens het leidersbeginsel, politiek, militair, burgerlijk ...

Externe links

  • (de) Adolf Hitler: Mein Kampf
  • (nl) Adolf Hitler: Mijn kamp