(Translated by https://www.hiragana.jp/)
Handjesgras - Wikipedia Naar inhoud springen

Handjesgras

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Handjesgras
Handjesgras
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (planten)
Stam:Embryophyta (landplanten)
Klasse:Spermatopsida (zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:Eenzaadlobbigen
Clade:Commeliniden
Orde:Poales
Familie:Poaceae (grassenfamilie)
Onderfamilie:Chloridoideae
Geslachtengroep:Cynodonteae
Geslacht:Cynodon
Soort
Cynodon dactylon
(L.) Pers. (1805)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Handjesgras op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Handjesgras of bermudagras (Cynodon dactylon) is een sterk zodevormende, overblijvende plant uit de grassenfamilie (Poaceae) met een sterke zouttolerantie. De bladeren sterven 's winters af.

De grauwgroene plant wordt 10–40 cm hoog en heeft een tot een meter lang, vertakte rizoom. Bovengronds worden lange kruipende spruiten met veel knopen gevormd. Op de knopen worden wortelende stolonen gevormd. Op een knoop zitten meerdere knoppen waar weer nieuwe spruiten uit kunnen ontstaan. De stengel staat rechtop of aan het begin eerst liggend en daarna opstijgend. Op het bovenste, derde gedeelte van de stengel zitten slechts 1–2 knopen met lange internodiën. Aan de basis van de plant zitten veel gedrongen internodiën met veel knoppen, waardoor de bladschijven bossig bij elkaar staan.

De geribde bladscheden zijn kaal tot bovenop behaard. Bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf zitten 3–4 mm lange bosjes haren. De ligula bestaat uit 0,5 mm lange wimpers. De aan beide zijden ruwe bladschijf is 2–15 cm lang en 3–4 mm breed en aan de onderkant bezet met korte haartjes.

Handjesgras bloeit van mei tot september. Aan de bloeistengel zitten bovenaan in een handvormige krans twee tot negen aren met aan één kant van de aarspil twee rijen aartjes. De aren zijn 2–6 cm lang en 1–2 mm breed. De bijna zittende, elkaar dakpansgewijs bedekkende, roodbruine aartjes zijn 2,4–3,2 mm lang en hebben een 1,5 mm lang steeltje. Het onderste kelkkafje is 1,8–2,2 mm lang en het bovenste 2,4–2,8 mm. Het onderste kroonkafje is 2–2,4 mm lang en heeft een gewimperde kiel. Het bovenste kroonkafje is ongeveer 2,2 mm lang. De ronde, vuilpurperen meeldraden zijn 1,5 mm lang.

De ronde graanvruchten ('zaden') zijn één mm groot. 1700 graankorrels wegen ongeveer 1 gram.

Zicht op een sterk door handjesgras gedomineerde vegetatie op de overgangszone van rivierstrand naar oeverwal.

Handjesgras komt voor op droge, grazige dijkhellingen en op droge, grazige rivierduinen.

Handjesgras is een kensoort voor het verbond van droge stroomdalgraslanden (Sedo-Cerastion), een zeer soortenrijke plantengemeenschap van droge graslanden op voedselarme zandgronden langs de grote rivieren.

De soort kwam oorspronkelijk in de tropen en subtropen voor, maar heeft zich van daaruit ook in Midden-Europa gevestigd. In Nederland komt de soort voor langs het IJsselmeer en in het fluviatiel district.

  • (de) Siegmund Seybold (Hrsg.): Schmeil-Fitschen interaktiv (cd-rom), Quelle & Meyer, Wiebelsheim 2001/2002, ISBN 3-494-01327-6
[bewerken | brontekst bewerken]
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Handjesgras op Wikimedia Commons.