Philippus de Monte
Philippus de Monte | ||||
---|---|---|---|---|
Portret van Philippus de Monte
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | 1521 | |||
Geboorteplaats | Mechelen | |||
Overleden | 4 juli 1603 | |||
Overlijdensplaats | Praag | |||
Werk | ||||
Beroep | Componist | |||
(en) Discogs-profiel (en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Philippus de Monte (Mechelen, 1521 - Praag, 4 juli 1603) was een Zuid-Nederlandse componist uit de renaissanceperiode die vooral bekend is om zijn madrigalen. Hij was actief over heel Europa.[1] Hij was lid van de derde generatie madrigalisten[2] en was de meest productieve madrigaalcomponist uit zijn tijd.[1] Eigentijdse bronnen beschrijven hem als "de beste componist in het hele land, en dan vooral voor vernieuwende muziek en musica reservata".[3] Zijn oeuvre wordt soms vergeleken met dat van Orlandus Lassus.[4]
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Philippus de Monte werd geboren in Mechelen. Tijdens zijn jeugd kreeg hij muziekles aan de Sint-Romboutskathedraal, waar hij koorknaap was. Van 1542 tot 1554 verbleef hij in Napels als muziekleraar bij Cosimo Pinelli. Hij bouwde er al snel een goede reputatie op als componist, zanger en leerkracht.[1] Daarna vertrok hij naar Rome om er te werken voor kardinaal Orsini. Hij verbleef rond begin 1555 in Engeland als zanger in het koor van Filips II van Spanje, waar hij in contact kwam met de familie Byrd.[1]
Rond 1558 ging hij terug naar Italië. In 1568 werd hij ter opvolging van Jacobus Vaet kapelmeester in Wenen bij keizer Maximiliaan II. Na diens dood (1576) was hij in dienst bij diens opvolger, keizer Rudolf II.[1] Hij werd kanunnik in Kamerijk, maar woonde daar niet. In 1583 trok hij naar Praag, waar hij stierf in 1603.[3]
Oeuvre
[bewerken | brontekst bewerken]Monte was een zeer productief componist. Hij schreef 38 missen, motetten, 30 boeken met madrigalen, inclusief 1073 seculiere werken en 144 geestelijke liederen. Zijn motet Super flumina Babylonis is naar William Byrd gezonden, die daarop antwoordde met zijn Quomodo cantabimus uit 1584.[1]
In de periode 1927-1939 is het oeuvre grotendeels herdrukt.
Zijn stijl varieert van een vroege, zeer experimentele stijl met veel chromatiek om zo tekst te benadrukken tot een latere stijl die veel eenvoudiger was en gebruikmaakte van korte motiefjes en homofone texturen.[1] Hij gebruikte teksten van onder meer Francesco Petrarca, Pietro Bembo en Jacopo Sannazaro.[5] Zijn composities werden doorheen heel Europa gedrukt en verspreid.[1]
Hij had veel studenten, waaronder Gian Vincenzo Pinelli van Padua. Op die manier gaf hij zijn kunnen door aan de volgende generatie, die de vroege Barokmuziek zou ontwikkelen. Philippus de Monte's madrigalen worden vandaag nog steeds frequent uitgevoerd.[4]
Opnames
[bewerken | brontekst bewerken]- Alexander Utendal & Philippus de Monte, Motets, Capilla Flamenca en Oltremontano, 2002 (Passacaille 937).
- Philippe de Monte: Missa Ultimi miei sospiri, and other sacred music, Cinquecento, 2008 (Hyperion CDA 67658).
Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Philippe de Monte op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- ↑ a b c d e f g h Lindell, Robert. "Philippe de Monte" in The New Grove Dictionary of Music and Musicians, 2de ed. Stanley Sadie, ed. London: Macmillan, 2001.
- ↑ Brown, Howard M., en Louise K. Stein. Music in the Renaissance, 2de ed. New Jersey: Prentice Hall, 1999.
- ↑ a b Reese, Gustave. Music in the Renaissance: New York: W.W. Norton & Company, 1954 (heruitgegeven 1959).
- ↑ a b Bergquist, Peter. "Philipp de Monte (1521-1603)." Music and Letters 86/1 (Herfst 2005): 106-9. H.W. Wilson Company. Database online. Wilson Web.
- ↑ Marshall, Melanie L. "The Poetry of Monte’s Madrigals." Early Music 34 nr 2 (Mei 2006): 292-3. H.W. Wilson Company. Database online. Wilson Web.
- Literatuur
- The new Everyman Dictionary of Music (6e editie)
- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 6, pagina 367