barhouder
Uiterlijk
- bar·hou·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barhouder | barhouders |
verkleinwoord | - | - |
de barhouder m
- (beroep) (horeca) iemand die een café exploiteert
- ▸ De enige tevreden gezichten op Malpensa waren die van de barhouders. Door de grote vertragingen draaiden die gisteren uitstekend. Zo goed dat een aantal bars door zijn voorraad heen was.[2]
- ▸ Telefonisch geraadpleegde experts adviseerden daarna de boeken meteen te bevriezen. Een plaatselijke barhouder heeft alle ijsjes uit zijn vrieskist gehaald om plaats te maken voor de boeken.[3]
- Het woord barhouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marc Leijendekker“Chaos Malpensa valt met geen pen te beschrijven” (26 oktober 1998) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Marc Leijendekker“Reddingspoging voor bibliotheek Pavese” (15 november 1994) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Horeca in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal