pejoratief
Uiterlijk
- Geluid: pejoratief (hulp, bestand)
- IPA: /'pejorɑ'tif/
- pe·jo·ra·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ongunstig’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afgeleid van het Franse péjoratif
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pejoratief | pejoratiever | pejoratiefst |
verbogen | pejoratieve | pejoratievere | pejoratiefste |
partitief | pejoratiefs | pejoratievers | - |
pejoratief
- minachting tonend
- Maar weinig mensen gebruiken vaak pejoratieve woorden.
- een ongunstige hoedanigheid of ontwikkeling aanduidend
- [2] melioratief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pejoratief | pejoratieven |
verkleinwoord | pejoratiefje | pejoratiefjes |
de pejoratief m
- een woord waarmee minachting getoond wordt
- Je moet niet zoveel pejoratieven in je tekst gebruiken, mensen vinden dat niet prettig.
- Het woord pejoratief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pejoratief" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pejoratief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 35 %
- Prevalentie Vlaanderen 75 %