Baskisch

Nederlands

ISO 639-3
eus
volledig
und:euq:eus
bestand

Uitspraak

• Geluid:  Baskisch    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbɑskis / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• Bas·kisch

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van Bask met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Baskisch	Baskischer
verbogen	Baskische	Baskischere
partitief	Baskisch	Baskischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Baskisch

1. met betrekking tot de Basken

   ▸ Mijn advies is simpel: begin klein maar stel het niet uit. De wereld wacht. Mijn voorstel: ga zes dagen alleen lopen op de Camino del Norte, aan de Baskische kust in Spanje.

2. met betrekking tot de Baskische taal

Vertalingen

    1. met betrekking tot de Basken   

Engels: basque (en) Estisch: baski (et) Fins: baski (fi)

Nedersaksisch: Baskies (nds), basksch (nds) Spaans: vasco (es), vascongado (es) Tsjechisch: baskický (cs)

    2. met betrekking tot de Baskische taal   

Engels: basque (en) Estisch: baski (et) Fins: baski (fi)

Nedersaksisch: Baskies (nds), basksch (nds) Spaans: vasco (es), vascongado (es) Tsjechisch: baskický (cs)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Baskisch	-
verkleinwoord

	enkelvoud	bezitsvorm	meervoud
naamwoord	Baskisch	-	-
verkleinwoord	-	-	-

Eigennaam

het Baskisch o

1. geen meervoud (taal) taal die wordt gesproken door de Basken

Vertalingen

    1. taal die wordt gesproken door de Basken   

Afrikaans: Baskies (af) Albanees: Bask (sq) Arabisch: باسكية (ar) Asturisch: vascu (ast) Baskisch: euskara (eu) Bretons: euskareg (br) m Bulgaars: баскски (bg), баски (bg) Catalaans: basc (ca) m, èuscar (ca) m Chinees: 巴ともえ斯克语 (zh) Deens: baskisk (da) Duits: Baskisch (de) o Engels: Basque (en) Estisch: baski keel (et) Faeröers: baskiskt (fo) Fins: baski (fi) Frans: basque (fr) m Fries: Baskysk (fy) o Galicisch: basco (gl) Grieks: βασκικά (el) Hebreeuws: בסקית (he) Hindi: बास्क (hi) Hongaars: baszk (hu) Ido: Baskiana (io) Iers: Bascais (ga) IJslands: baskneska (is) Interlingua: basco (ia) Italiaans: basco (it) Japans: バスク語ご (ja) Koerdisch: baskî (ku) Koreaans: 바스크어 (ko) Kroatisch: baskijski (hr)

Latijn: lingua Vasconica (la) v Vasconicus (la) Lets: basku (lv) Limburgs: Baskisch (li) Litouws: baskų (lt), baskiškai (lt) Maleis: bahasa Basque (ms) Maltees: Bask (mt) Moksja: басконь Nedersaksisch: Basksch (nds), Baskies (nds), Baskisk (nds) Nepali: बास्क Noors: baskisk (no) Occitaans: Basc (oc) Oekraïens: баскійська (uk) Oppersorbisch: baskišćina (hsb) Pools: baskijski (pl) m Portugees: basco (pt) m Roemeens: bască (ro) v Russisch: баскский (ru) Servisch: баски (sr) Sloveens: baskovšcina (sl) v Slowaaks: baskičtina (sk) v Spaans: vasco (es) m, euskera (es) m, vascuense (es) m Swahili: Kibaski (sw) Thai: ภาษาแบ็ซค (th), ภาษาบาสก์ (th) Tsjechisch: baskičtina (cs) v, baskicky (cs) (bw.) Turks: Baskça (tr) Urdu: باسکي (ur) Waals: basse (wa) Welsh: Basg (cy) Wit-Russisch: басцкай (be) Zweeds: baskiska (sv) g

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Baskisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Duits

Zelfstandig naamwoord

Baskisch o

1. (taal) Baskisch