IJ
Uiterlijk
- IJ
- van het Germaans: ahwo, Gotisch: aƕa en Oudhoogduits: aha water, rivier (cognaat met Latijn: aqua[1]; vergelijk in het Fries en Nederlands ook: Aa, Ae, Ee en Ie, welke laatste klank vroeger "ij" werd gespeld[2]; vergelijk ook: IJe
enkelvoud | bezitsvorm | meervoud | |
---|---|---|---|
naamwoord | IJ | IJs | - |
verkleinwoord | - | - | - |
- (toponiem: rivier) meer, vroeger een zeearm, nabij Amsterdam
- Het IJ scheidt Amsterdam-Noord van de rest van de stad.
- (toponiem: rivier) meer nabij Spaarndam, deel van de vroegere zeearm dat niet is ingepolderd,
- Afgesloten IJ, IJburg, IJdijk, IJdok, IJgeul, IJhaven, IJmeer, IJmond, IJmuiden, IJ-oever, IJplein, IJpolder, IJpromenade, IJ-tunnel, IJveer, Oer-IJ,
- Het woord 'IJ' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
IJ
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
IJ
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
IJ
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 2
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Eigennaam in het Nederlands
- Rivier in het Nederlands
- Aardrijkskunde van Nederland in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Achterhoeks
- Eigennaam in het Achterhoeks
- Rivier in het Achterhoeks
- Aardrijkskunde van Nederland in het Achterhoeks
- Woorden in het Nedersaksisch
- Eigennaam in het Nedersaksisch
- Rivier in het Nedersaksisch
- Aardrijkskunde van Nederland in het Nedersaksisch
- Woorden in het Urkers
- Eigennaam in het Urkers
- Rivier in het Urkers
- Aardrijkskunde van Nederland in het Urkers