Semitisch
- Se·mi·tisch
- [1] afgeleid van Semiet met het achtervoegsel -isch en vernederlandst Hebreeuws [1]
- [2] van Duits semitisch, aangetroffen vanaf 1820 (zie vindplaats hieronder)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Semitisch | Semitischer | |
verbogen | Semitische | Semitischere | |
partitief | Semitisch | Semitischers | - |
Semitisch
- (Jiddisch-Hebreeuws) van de Semieten of het Semitisch
- (taal) behorend of met betrekkint tot de taalfamilie waartoe het Arabisch en het Hebreeuws behoren
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Semitisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ J. WillmetSchets van den staat der Oostersche litteratuur in Holland, in de achttiende eeuw. in: Gedenkschriften, in de hedendaagsche talen, van de derde klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde, en Schoone Kunsten, deel 2 (1820), Pieper & Ipenbuur, Amsterdam, p. 152
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -isch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Taal in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal