Zyste
- Zys·te
- Afkomstig van het Griekse zelfstandige naamwoord κύστις ('kýstis'; Nederlands: blaas)
Naar frequentie | 52411 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Zyste | die Zysten |
genitief | der Zyste | der Zysten |
datief | der Zyste | den Zysten |
accusatief | die Zyste | die Zysten |
Zyste, v
- (biologie) cyste
- (diergeneeskunde), (plantkunde) cyste
- (medisch) cyste
- (tandheelkunde) cyste
- «[2,3]: Nahezu jeder Mensch hat im Laufe seines Lebens eine oder mehrere Zysten. »
- Bijna elke persoon heeft tijdens zijn leven een of meer cysten.
- «[2,3]: Nahezu jeder Mensch hat im Laufe seines Lebens eine oder mehrere Zysten. »
- eine gutartige Zyste
- eine Zyste an der Niere
- eine Zyste entdecken
- eine Zyste entfernen
- [3]: Geschwulst zn
|
|
- Zie Wikipedia voor meer informatie. ([1]: in het Duits)
- Zie Wikipedia voor meer informatie. ([2-4]: in het Duits)
Categorieën:
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 5
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Duitse woorden naar herkomst uit het Oudgrieks
- Zelfstandig naamwoord in het Duits
- Biologie in het Duits
- Diergeneeskunde in het Duits
- Plantkunde in het Duits
- Medisch in het Duits
- Tandheelkunde in het Duits