agave
Uiterlijk
- aga·ve
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘vetplant’ voor het eerst aangetroffen in 1852 [1]
- uit het Grieks [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | agave | agaven agaves |
verkleinwoord |
- (bloemplanten) benaming voor vetplanten uit het geslacht Agave , in het wild afkomstig uit Amerika, maar nu als sierplant gekweekt
De bekendste toepassing is als zoetmiddel.- In populaire recepten op sociale media van foodies en hippe kookboekenschrijvers worden vaak ‘natuurlijke suikers’, zoals honing, agavesiroop en kokosbloesemsuiker, gebruikt onder het mom van ‘gezond zonder toegevoegde suikers’. Bijvoorbeeld: knapperige granola uit de oven met honing, walnotenbrood met dadels, cupcakes zonder suiker (maar met agave). Moorman wil dit misverstand graag ophelderen: „Veel mensen denken dat deze natuurlijke suikers een ander effect op het lichaam hebben dan witte kristalsuiker, maar dat is niet zo.” Los van het lichamelijke effect, hebben deze producten geestelijk invloed, zegt hij. Door de zoete smaak wordt de zoet-behoefte gestild en de hunkering in stand gehouden. „Je houdt jezelf voor de gek.” [4]
- Het woord agave staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agave" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "agave" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ agave op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Carlijn Vis 12 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be