akan
Uiterlijk
- akan
akan
- van plan, van zins, bijwoord om aan te geven dat iets in de toekomst zal gebeuren, een modaliteit die in het Nederlands vaak is te vertalen met het werkwoord zullen
- «Disangkanya hari akan hujan.»
- De verwachting is dat het vandaag zal regenen.
- «Disangkanya hari akan hujan.»
- verbindt bepaalde werkwoorden met hun object
- « Ia lupa akan orang tuanya»
- Hij vergat zijn ouders.
- « Ia lupa akan orang tuanya»
- voor, ten behoeve van, om
- «Uang ini dapat kau pakai akan pembayar utangmu.»
- Dit geld kan jij gebruiken voor het betalen van je schulden.
- «Uang ini dapat kau pakai akan pembayar utangmu.»
- aangaande, wat betreft
- «Akan halnya sepeda biru ...»
- Wat betreft de blauwe fiets ...
- «Akan halnya sepeda biru ...»