arriveren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  arriveren    (hulp, bestand)
• IPA: / ɑriˈverə(n) / (4 lettergrepen); /ɑriveːrən/

Woordafbreking

• ar·ri·ve·ren

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans  arriver ww  (met het achtervoegsel -eren), in de betekenis van ‘aankomen’ voor het eerst aangetroffen in 1240

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
arriveren	arriveerde	gearriveerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

arriveren

1. ergatief de bestemming bereiken

   • De stoet was bij het paleis gearriveerd. 

   ▸ Het was nog donker toen Jack arriveerde om mij met zijn auto naar de Mexicaanse grens brengen.

   ▸ ‘YeeHaa…’ Met een plons sprong Goldie naast me het hete water in. Goldie en Barbie hadden me binnen een halfuur al ingehaald en waren ook gearriveerd bij de rivier.

Synoniemen

• aankomen

Vertalingen

    1. de bestemming bereiken   

Duits: ankommen (de) Engels: arrive (en), end up (en) Fins: saapua (fi), tulla perille (fi) Frans: arriver (fr)

Ido: arivar (io) Pools: przybyć (pl) Portugees: chegar (pt) Spaans: llegar (a) (es)

Gangbaarheid

• Het woord arriveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arriveren" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.