(Translated by https://www.hiragana.jp/)
autoboer - WikiWoordenboek Naar inhoud springen

autoboer

Uit WikiWoordenboek
Een autoboer in Winschoten (2017).
  • au·to·boer
enkelvoud meervoud
naamwoord autoboer autoboeren
verkleinwoord - -

de autoboerm

  1. (beroep) (informeel) iemand die personenwagens verkoopt
     Slechts drie sponsors waren niet geïnteresseerd in de televisie. De plaatselijke autoboer, de maker van de plastic foudraaltjes voor de passe-partouts en een kleine sponsor die graag gasten in Haarlem ontmoet en niet meer dan dat.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 26 maart 2024 Weblink bron Succesformule Haarlem onder druk in: Het Parool op Wikipedia, jrg. 50 nr. 14066 (28 december 1990), p. 15 kol. 3