beklommen
Uiterlijk
- be·klom·men
- vervoeging van beklimmen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-o (/ɪ/ - /ɔ/)
vervoeging van |
---|
beklimmen |
beklommen
- meervoud verleden tijd van beklimmen
- Wij beklommen.
- Jullie beklommen.
- Zij beklommen.
- Wij beklommen.
- voltooid deelwoord van beklimmen
- ▸ Het Giro-peloton neemt de befaamde berg vanaf de noordkant. Nooit eerder in de wielergeschiedenis eindigde een etappe op de Galibier, nadat de renners de col vanaf de noordzijde hadden beklommen.[1]
- Het woord beklommen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Giro eert Pantani met Galibier” (20-09-2012), NOS