(Translated by https://www.hiragana.jp/)
buzzer - WikiWoordenboek Naar inhoud springen

buzzer

Uit WikiWoordenboek
  • buz·zer
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zoemer’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord buzzer buzzers
verkleinwoord

de buzzerm

  1. (verouderd) apparaatje dat trilt als je het belt en door nummercodes een bericht kan ontvangen, het apparaat is vervangen door de mobiele telefoon
    • De huisarts keek op zijn buzzer en zag dat hij de praktijk met spoed moest terugbellen.  
    • Leraren op basisscholen nemen de zoemende buzzers en `maxxers' van hun leerlingen direct in beslag. Maar werkende ouders blijven zo met hun kind in contact. “Als ze om tien over vier niet opneemt, piep ik haar op.' [3] 
90 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]


buzzer

  1. (spreektaal) zich snel verbreiden (van nieuws)
    «Connaissant ces lascars ça va buzzer sévère.»
    Die jongens kennende zal het nieuwtje snel rondgaan. [1]