chroniqueur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  chroniqueur    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• chro·ni·queur

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van het Franse chroniquer met het achtervoegsel -eur

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	chroniqueur	chroniqueurs
verkleinwoord	chroniqueurtje	chroniqueurtjes

Zelfstandig naamwoord

de chroniqueur m

1. (beroep) iemand die kronieken schrijft, een kroniekschrijver

   • De bekende chroniqueur is vorige week overleden. 

Synoniemen

• kroniekschrijver

Vertalingen

    1. iemand die kronieken schrijft   

Engels: chronicler (en), historian (en) Frans: chroniqueur (fr) m

Spaans: cronista (es) m / v

Gangbaarheid

• Het woord chroniqueur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chroniqueur" herkend door:

60 %	van de Nederlanders;
58 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Frans

Uitspraak

• IPA: /kʁɔnikœʁ/

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
chroniqueur	le chroniqueur	chroniqueurs	les chroniqueurs

Zelfstandig naamwoord

chroniqueur m

1. chroniqueur