co-

Nederlands

Huidig bestand
48

Uitspraak

• Geluid:  co-    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈko / (1 lettergreep)

Woordherkomst en -opbouw

• van het Latijnse cum (met, samen)

Voorvoegsel

co-

1. ter aanduiding dat de door het tweede lid genoemde persoon samenwerkt met een ander (die hoger in rang is)
2. gezamenlijk, gemeenschappelijk

Voor klinkers en h is de vorm van het voorvoegsel co-.
Voor l; r; s, f; dentalen en velaren (n, t, d, z, c, g, qu, i) is de vorm door assimilatie resp. col-; cor-; con-

Afgeleide begrippen

• coschap

Verwante begrippen

• com-, col-, cor-, con-

Hyponiemen

   

co-commentator co-decisie co-evolutie co-moeder co-presentator coacervaat coactie coadjutor coalescentie coarticulatie coassuradeur coauteur cobehandeling cobranding coburger cocarcinogeen cocounselen codecisie cofactor coferment cohibitie cohort coïncident coïnstitutionalisering coïnstructie coïonade coïonerie comorbiditeit copartnership copilote coproducent copromotor coscenarist cosponsor covariant covenant covoorzitter coëditie coënzym coërceren coërcerend coërcibel coërcitie coöperator

Vertalingen

    1.   

Engels: co- (en), fellow (en)

Gangbaarheid

• Het woord 'co-' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.