factorij
Uiterlijk
- fac·to·rij
- In de betekenis van ‘filiaal van handelsonderneming in buitenland’ voor het eerst aangetroffen in 1663 [1]
- afgeleid van factor met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | factorij | factorijen |
verkleinwoord | factorijtje | factorijtjes |
- (handel) (geschiedenis) een nederzetting in een ander land die fungeerde als steunpunt voor overzeese handel.
- Het woord factorij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "factorij" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "factorij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ factorij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ij in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 67 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %