geur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  geur    (hulp, bestand)
• IPA: / ɣør / (1 lettergreep)
  • (Noord-Nederland): /χかいøːr/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣøːr/

Woordafbreking

• geur

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘wat men ruikt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	geur	geuren
verkleinwoord	geurtje	geurtjes

Zelfstandig naamwoord

de geur m

1. (biologie) gewaarwording met de neus van de aanwezigheid van een gasvormige uitwaseming

   • Hij kwam op de geur af en vroeg onschuldig: "Is er koffie?". 

   ▸ Geur is kennelijk een belangrijk overlevingszintuig en ik kon van verre al onderscheiden van welke dieren de uitwerpselen waren die ergens lagen. Dagjesmensen die ik soms tegenkwam op de trail, kon ik al van verre ruiken door hun scherpe deodorant, shampoo en parfumluchtjes. Ook al moet ik toegeven dat ik waarschijnlijk zelf ook een redelijk scherpe geurvlag uitzette.

   ▸ Hij hield van de geur van groene zeep.

Verwante begrippen

• aroma, lucht, luchtje, odeur, parfum, reuk

Hyponiemen

   

ambergeur ammoniakgeur anijsgeur babygeur balsemgeur benzinegeur berengeur bloemengeur bloesemgeur bosgeur brandgeur dennengeur etensgeur gasgeur huisgeur jasmijngeur kaneelgeur kerstboomgeur knoflookgeur koffiegeur lavendelgeur lichaamsgeur lijfgeur lijkgeur mannengeur mestgeur mondgeur muskusgeur nestgeur nicotinegeur okselgeur oliebollengeur rookgeur rozengeur spruitjesgeur tapijtgeur transpiratiegeur uiengeur visgeur wierookgeur zwavelgeur zweetgeur

Afgeleide begrippen

   

berijpte geurgroefbij geuradvies geuradviseuse geuralarm geurbank geurbeleid geurcirkel geuremissie geuren geurflard geurgroefbij geurhanger geurhinder geurig geurindustrie geurkaars geurkanon geurkiller geurklier geurlaboratorium geurlijn geurloos geurmaker geurmarketing geurmeter geurmeting geurorgel geuroverlast geurproef geurrecorder geurscan geurscheiding geurspoor geurstof geurtelefoon geurterreur geurtheelicht geurvlag geurvreter geurwapen geurzuil gewone geurgroefbij

Uitdrukkingen en gezegden

• Er is geen geur of heerlijkheid aan

Het heeft geen smaak; (bij uitbreiding) er valt niets aan te beleven

• Geur maken

opscheppen [2], overdrijven, pochen

• In geuren en kleuren vertellen

Iets heel gedetailleerd en/of met veel enthousiasme vertellen of uitleggen

Vertalingen

    1. gewaarwording met de neus van de aanwezigheid van een gasvormige uitwaseming   

Albanees: erë (sq) v Duits: Geruch (de), m Engels: smell (en), scent (en), odour (en) Frans: odeur (fr) v Latijn: odor (la) m Papiaments: holó

Pools: zapach (pl) m Russisch: запах (ru) m Spaans: olor (es) m Turks: koku (tr) Zweeds: doft (sv)

Werkwoord

vervoeging van
geuren

geur

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geuren
   

   • Ik geur. 

2. gebiedende wijs van geuren
   

   • Geur! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van geuren
   

   • Geur je? 

Gangbaarheid

• Het woord geur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geur" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.