gps

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gps    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌɣepeˈʔɛs / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• gps

Woordherkomst en -opbouw

• o: (initiaalwoord) van Engels GPS
• m: (verkorting) van gps-ontvanger

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gps	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het gps o

1. wereldwijd systeem voor plaatsbepaling met behulp van satellieten, dat vanaf 1967 is ontwikkeld voor gebruik door de strijdkrachten van de Verenigde Staten

   ▸ Guthook is een interactieve kaart van de PCT die via gps precies aangeeft waar je je bevindt.

Synoniemen

• global positioning system

Afgeleide begrippen

   

gps-alarm gps-band gps-coördinaten gps-locatie gps-ontvanger gps-rugzak gps-schoen gps-technologie gps-tocht gps-toestel gps-unit gps-wandelen

Vertalingen

    1.   

Spaans: sistema de posicionamiento global (es) m

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gps	gps'en
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de gps m

1. apparaat dat met ontvangen signalen van satellieten nauwkeurig de plaats op aarde kan bepalen (ook als onderdeel van andere apparaten, zoals een mobiele telefoon)

   ▸ Twee mannen zijn deze week gered voor de kust van Papoea-Nieuw-Guinea, nadat zij bijna een maand hadden rondgedobberd op de Stille Oceaan doordat hun gps ermee was opgehouden.

Gangbaarheid

• Het woord gps staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gps" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.