guez
Uiterlijk
- (verkorting) van merguez
guez m
- (spreektaal) gekruid braadworstje
- «Je ne mange plus de guez depuis que je vis à l’aise.»
- Ik eet geen ‘merguez’ meer sinds ik comfortabel leef.
- «Je ne mange plus de guez depuis que je vis à l’aise.»
guez v
- (spreektaal) onherkenbaar gemaakte gestolen auto
- «La Jaguar à François, ben, c’est une guez!»
- Die Jaguar van François is een gestolen auto! [1]
- «La Jaguar à François, ben, c’est une guez!»
guez m
- (spreektaal) mager, dun
- «Michel est revenu tout guez de ses vacances.»
- Michel is helemaal vermagerd van zijn vakantie teruggekomen. [1]
- «Michel est revenu tout guez de ses vacances.»
- (spreektaal) tevreden
- «Sois guez, te remets pas de haine dans l’cœur.»
- Wees tevreden en laat de haat niet toe in je hart. [1]
- «Sois guez, te remets pas de haine dans l’cœur.»