hakstuk
Uiterlijk
- hak·stuk
- samenstelling van hakken ww en stuk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hakstuk | hakstukken |
verkleinwoord |
het hakstuk o
- achterste deel van een schoen of laars
- deel van iets dat speciaal geschikt is voor de hak van de voet
- Op het computerscherm is het eindresultaat al zichtbaar. Diverse formaten liggen kriskras maar stijf tegen elkaar aan, om het materiaalverlies zo veel mogelijk te beperken. Na het snijden krijgt de mat een keurige zoom, een extra hakstuk en eventueel een logo. [1]
- Het woord hakstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hakstuk" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Reformatorisch Dagblad Frank van de Beek 28-10-2005 Slijten doet een automat altijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be