houtskool
Uiterlijk
- houts·kool
- samenstelling van hout en kool met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtskool | houtskolen |
verkleinwoord | houtskooltje | houtskooltjes |
de houtskool m
- verkoold hout dat wordt gebruikt als brandstof, als grondstof voor buskruit of als medicament
- Vannacht hing boven de Cypriotische hoofdstad Nicosia een zware lucht van houtskool en geroosterd vlees, opstijgend uit de vele koffiehuizen, waar kebab bereid werd, het traditionele gerecht van stukjes vlees, die boven een open vuur geroosteerd worden.[2]
1. verkoold hout
- Het woord houtskool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houtskool" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ houtskool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Trouw, krant van woensdag 17 aug 1960 (19de jaargang, nr. 4679), pagina 2, "Cyprus viert feest van onafhankelijkheid / Na 82 jaar einde aan Brits bewind"; gehaald via [1](geraadpleegd 2021-11-26)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be