huisartsenpraktijk
- huis·art·sen·prak·tijk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisartsenpraktijk | huisartsenpraktijken |
verkleinwoord |
- een gebouw of deel van een gebouw waar een of meer huisartsen werken
- Onze huisarts werkt in een huisartsenpraktijk samen met 3 andere huisartsen.
- Het woord huisartsenpraktijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.