ingroen
Uiterlijk
- in·groen
- bn intensiverende afleiding van groen bn met in- (versterkend voorvoegsel)
ingroen o
- (plantkunde), (verouderd) naam voor planten uit het geslacht zenegroen (Ajuga [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ingroen | - | - |
verbogen | ingroene | - | - |
ingroen
- heel groen
- Zie, hoe die weiden zich tapijten, zoo ingroen als vlas. [2]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingroen.
- Het woord 'ingroen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Blankaart, S.Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden. (1698) Jan ten Hoorn, Amsterdam; p. 139; geraadpleegd 2015-07-26
- ↑ Haspels, G.F."In den Staringskoepel op visite" in: Onze Eeuw. jrg. 14 deel 1 (1914) De Erven F. Bohn, Haarlem; p. 20; geraadpleegd 2015-07-26
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Intensivering in het Nederlands
- Eigennaam in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Versterkend voorvoegsel in-