interactief

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  interactief    (hulp, bestand)
• IPA: /ɪntərɑk'tif/

Woordafbreking

• in·ter·ac·tief

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van interactie met het achtervoegsel -ief
• afgeleid van actief met het voorvoegsel inter-

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	interactief	interactiever	interactiefst
verbogen	interactieve	interactievere	interactiefste
partitief	interactiefs	interactievers	-

Bijvoeglijk naamwoord

interactief

1. in wisselwerking
2. elkaar beïnvloedend
3. (informatica) door de gebruiker beïnvloedbaar

   ▸ Guthook is een interactieve kaart van de PCT die via gps precies aangeeft waar je je bevindt.

Verwante begrippen

• interactie

Vertalingen

    1.   

Duits: interaktiv (de) Engels: interactive (en)

Frans: interactif (fr) Spaans: interactivo (es)

Gangbaarheid

• Het woord interactief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interactief" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.