koehaar
Uiterlijk
- koe·haar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koehaar | koeharen |
verkleinwoord | koehaartje | koehaartjes |
het koehaar o
- product gemaakt van de haren van de vacht van een rund dat men o.a. gebruikte voor het verstevigen van mortel
- Fabricage van stoffen als koehaar, kunstwol enz. zal altijd ongezond blijven, evenals die van de meeste verfstoffen en enkele metaalbereidingen. Vrome wenschen zullen 't echter blijven dat de fabrikant daarin verbetering brengt ter wille der arbeiders: dat bewijst de ervaring; alleen wanneer zijn voordeel er mede gepaard is, gaat hij tot verbetering over. [2]
1. haren van de vacht van een rund die men o.a. gebruikte voor het verstevigen van mortel
- Het woord 'koehaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koehaar" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1931)– [tijdschrift] Gids, De Uit het gidsarchief
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be