krasser
Uiterlijk
- kras·ser
- Naamwoord van handeling van krassen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krasser | krassers |
verkleinwoord | - | - |
de krasser m
- (beroep) iemand die krast (lakenkrasser en wolkrasser)
- Een krasser pluist wol of vlasvezels uit tot een ronde band zg "lont"
- (gereedschap) voorwerp waarmee men kan krassen
- (rechtvleugeligen) Chorthippus parallelus een rechtvleugelig insect uit de familie veldsprinkhanen (Acrididae), onderfamilie Gomphocerinae
krasser
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van kras
- Het woord krasser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krasser" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Rechtvleugeligen in het Nederlands
- Insecten in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %