kwitantie
Uiterlijk
- kwi·tan·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kwijting’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1]
- afgeleid van het Franse quittance (met het achtervoegsel -antie)
- Naamwoord van handeling van kwiteren (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwitantie | kwitanties |
verkleinwoord | kwitantietje | kwitantietjes |
- schriftelijk bewijs van betaling, betalingsbewijs
1.
- Het woord kwitantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwitantie" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kwitantie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kwitantie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be