leidsel

Nederlands

paard met leidsels

Uitspraak

• Geluid:  leidsel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• leid·sel

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘teugel’ voor het eerst aangetroffen in 1702
• Naamwoord van handeling van leiden met het achtervoegsel -sel

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	leidsel	leidsels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het leidsel o

1. (paardrijden) lange leren riem (soms ook gemaakt van touw of stevig lint) die dient als hulpmiddel voor de menner van een paard voor een wagen of kar waarmee hij de aanspanning bestuurt en het tempo onder controle houdt

   • Een Nederlandse vrouw is gisteren om het leven gekomen op een manege in Oostenrijk, waar ze werkte. De 42-jarige Jikke bracht twee paarden van een weiland naar een stal. Om onduidelijke redenen begonnen de dieren te steigeren. De vrouw wilde de leidsels loslaten, maar die raakten verstrikt. Daarop viel ze en werd vertrapt. 
   • Van tevoren hebben ze wel gecheckt of Trojan ‘verkeersmak’ is, een belangrijke vereiste wanneer je met een paard de weg op wil. En Luna heeft een vijfdaagse mencursus gedaan. „De kunst is om Trojan telkens onder controle te houden. Onderweg kan ik geen moment de leidsels laten vieren. Als ik dat wel doe, denkt hij meteen dat hij zijn gang mag gaan. Dan rent ’ie zo de weg af.”
      

Synoniemen

• teugel, leiriem, toom, leisel

Vertalingen

    1. lange leren riem (soms ook gemaakt van touw of stevig lint) die dient als hulpmiddel voor de menner van een paard voor een wagen of kar waarmee hij de aanspanning bestuurt en het tempo onder controle houdt   

Engels: rein (en)

Gangbaarheid

• Het woord leidsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leidsel" herkend door:

85 %	van de Nederlanders;
65 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.