luchtig
- luch·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | luchtig | luchtiger | luchtigst |
verbogen | luchtige | luchtigere | luchtigste |
partitief | luchtigs | luchtigers | - |
luchtig
- met lucht doortrokken
- Dit luchtige baksel is erg lekker.
- van vrolijke aard, zorgeloos
- Dit was het luchtigste optreden dat ik ooit van hem gezien heb; meestal is hij vrij ernstig.
- ▸ In het huidige seizoen komt, naast het liefdesgeluk van Gerda en Klaas, ook de nieuwe vlam van kapper Teun Föhn voorbij. Genoeg luchtige en vrolijke onderwerpen dus. ,,Over de schaduwkant van Urk willen we het juist niet hebben. Die kant komt in de media al zo vaak naar voren”, verklaarde Wong bij aanvang van het vierde seizoen.[2]
- [1] dun, fris
- [2] lichtzinnig
1. met lucht doortrokken
2. zorgeloos
- Het woord luchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luchtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ luchtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Anouk van Veldhuizen“Urker realitysterren Gerda en Klaas nu écht getrouwd: ‘Een geweldige, perfecte dag’” (29-09-2021), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be