luistervink
Uiterlijk
- Geluid: luistervink (hulp, bestand)
- luis·ter·vink
- In de betekenis van ‘stiekeme luisteraar’ voor het eerst aangetroffen in 1410 [1]
- samenstelling van luister ww en vink [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luistervink | luistervinken |
verkleinwoord | luistervinkje | luistervinkjes |
- iemand die op een ongeoorloofde manier gesprekken afluistert
- Het voordeel is wel dat de Grolsch Veste donderdag nog gewoon van FC Twente is. Dus niks geen afgeplakte reclameborden, niks geen idiote regeltjes die door mensen in blazer worden bewaakt alsof de wereldvrede er mee in het geding is. Toen Twente-trainer Alfred Schreuder woensdagmiddag aftrapte voor zijn persconferentie was er geen luistervink van de UEFA in de zaal.[4]
- (schertsend) persoon die naar de radio luistert
- Op 6 september 1930 werd op het Haagse Houtrustterrein Nederlands eerste massademonstratie gehouden. Honderdduizend AVRO-leden protesteerden tegen het regeringsplan om een omroepbestel te creëren waarin alle bestaande radio-omroepen evenveel zendtijd ter beschikking zouden krijgen. Waarom waren de AVRO-leden (of ‘luistervinken’, zoals zij liefdevol door hun directeur Willem Vogt werden genoemd) zo boos? [5]
- [2] radioluisteraar
1. iemand die op een ongeoorloofde manier gesprekken afluistert
- Het woord luistervink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luistervink" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "luistervink" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ luistervink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 28-08-2014
- ↑ NRC Jaap Cohen 14 januari 2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be