nucleïnezuur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  nucleïnezuur    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• nu·cleï·ne·zuur, nu·cle·ine·zuur

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  nucleïne  en  zuur 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	nucleïnezuur	nucleïnezuren
verkleinwoord	nucleïnezuurtje	nucleïnezuurtjes

Zelfstandig naamwoord

het nucleïnezuur o

1. (biochemie) hoogmoleculair organisch zuur

Afgeleide begrippen

• desoxyribonucleïnezuur

Vertalingen

    1.   

Spaans: ácido nucleico (es) m, ácido nucleínico (es) m

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord nucleïnezuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.