- In de betekenis van ‘kuil met water, poel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
de plas m
- een verzameling van vocht
- De wond veroorzaakte een plas van bloed.
- een (door veenafgraving ontstaan) meer
- ▸ ‘Van Gooooo,’ klonk een tijdje later het trage zuidelijke Tennessee accent van Pogue, ‘Is er daar water?’ Ik knikte en wees naar beneden in de richting van de groene plas.[2]
- een enkele afscheiding van urine
- De dokter vroeg of ik mijn plas kon meenemen.
1. een verzameling van vocht
2. een door veenafgraving ontstaan meer
3. een enkele afscheiding van urine
plas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plassen
- gebiedende wijs van plassen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plassen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[3]
|