poer
Uiterlijk
- poer
[1] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | poer | poeren |
verkleinwoord |
- (bouwkunde) betonnen of bakstenen blok, bedoeld om de krachten uit een bouwwerk over te dragen op de ondergrond (fundering op staal) of op de paalfundering.
- (Jiddisch-Hebreeuws) lot waarmee Haman bepaalt wanneer de Joden worden omgebracht (Est. 3:7, 9:24, 9:26)
- v (visserij) type vistuig, met lood verzwaard en veel haakjes, waaraan vaak wormen als aas bevestigd worden
vervoeging van |
---|
poeren |
poer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeren
- Ik poer.
- gebiedende wijs van poeren
- Poer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poeren
- Poer je?
- Het woord poer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poer" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Weblink bron Dieren, J.W. van“De lof van Schellingerland” (1936)
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Visserij in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 38 %
- Prevalentie Vlaanderen 31 %