quote

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

• Geluid:  quote    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• quote (1)
• quo·te (2)

Woordherkomst en -opbouw

• van het Engels (1)
• van het Latijnse 'quotum' (2)

1	enkelvoud	meervoud
naamwoord	quote	quotes
verkleinwoord	quoteje	quotejes

2	enkelvoud	meervoud
naamwoord	quote	quoten
verkleinwoord	quotetje	quotetjes

Zelfstandig naamwoord

de quote v / m

1. (taalkunde) een letterlijke passage die door iemand anders aangehaald wordt

   • Volgens de quote van de buurman had hij er niets mee te maken. 

   ▸ Maar ook Malala met de wereld aan haar voeten met de quote van Beyonce er overheen: ‘Who run the world? Girls!’

2. quotum

Synoniemen

• [1] aanhaling, citaat

Hyponiemen

• [1] misquote
• [2] arbeidsinkomensquote, belastingquote

Vertalingen

    1. een letterlijke passage die door iemand anders aangehaald wordt   

Engels: quote (en)

Gangbaarheid

• Het woord quote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "quote" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  quote (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /kwoʊt/

vervoeging
onbepaalde wijs	to  quote
he/she/it	quotes
verleden tijd	quoted
voltooid deelwoord	quoted
onvoltooid deelwoord	quoting
gebiedende wijs	quote

Werkwoord

quote

1. citeren

Zelfstandig naamwoord

quote

1. quote
2. offerte