reu

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  reu    (hulp, bestand)
• IPA: / rø / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• reu

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘mannetjeshond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	reu	reuen
verkleinwoord	reutje	reutjes

Zelfstandig naamwoord

de reu m

1. mannelijke hond

Antoniemen

• teef, vrouwtjeshond

Verwante begrippen

• pup, puppy

Vertalingen

    1. een mannelijke hond   

Duits: Rüde (de) m Engels: male dog (en) Frans: chien (fr) m Italiaans: cane (it) m Litouws: šuo (lt) m

Pools: pies (pl) m Portugees: cão (pt) m, cães (pt) mv Russisch: пёс (ru) m (pjos) Sloveens: pes (sl) m Spaans: perro macho (es) m

Anagrammen

• -eur, EUR

Gangbaarheid

• Het woord reu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reu" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.