scald
Uiterlijk
- [A] en werkwoord: Afkomstig van het Latijnse werkwoord calere (branden, gloeien).
- [B]: Afkomstig van de Oudnoorse woord skáld.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
scald | scalds |
[A] scald
- verbranding (op de huid)
- een plant die bij aanraking een brandend gevoel op de huid veroorzaakt
[B] scald
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to scald |
he/she/it | scalds |
verleden tijd | scalded |
voltooid deelwoord |
scalded |
onvoltooid deelwoord |
scalding |
gebiedende wijs | scald |
scald
- branden (branden door hete vloeistof of stoom)
- (kookkunst) broeien (met heet water behandelen, bijv. van vruchten om het vel te verwijderen)
- broeien (van geslachte varkens)
- pasteuriseren (melk, kaas, saucijzen)
- [1]: like a scalded cat
zeer snel (letterlijk: als een gebrande kat)
- He took off like a scalded cat.
- Hij verdween zeer snel.
- He took off like a scalded cat.
- [4]: scalded cheese
gepasteuriseerde kaas
- [4]: scalded milk
gepasteuriseerde melk
- [4]: scalded sausage
saucijs