skibob

Nederlands

Skibob [2] is afdalen op een skibob [1].

Uitspraak

• Geluid:  skibob    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈskibɔb / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• ski·bob

Woordherkomst en -opbouw

• van Duits  Skibob zn , in 1951 door de zoon van de Duitse uitvinder G. Gfäller in 1951 als handelsnaam vastgelegd; op te vatten als samenstelling van  ski zn  en  bob zn "van bobslee" , aangetroffen als naam van een sport vanaf 1953 (zie vindplaats hieronder)

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	skibob	skibobs
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de skibob v / m

1. (wintersport) soort fiets met ski's in plaats van wielen

   • De skipistes van de wintersportoorden zullen de komende maanden steeds frequenter bevolkt worden door mensen met een skibob. 

2. (wintersport) afdaling van een besneeuwde helling op een soort fiets met ski's in plaats van wielen

   • Vooral omdat skibob veel minder gevaarlijk is dan alpine-skiën voelen steeds meer mensen zich aangetrokken tot deze tak van sport. 
   • Als sportnieuws: Skibob in Beieren en een rugby-match te Parijs tussen Frankrijk en Schotland. 

• 
  1. een skibob
• 
  2. beoefenaar van skibob

Vertalingen

    1. soort fiets met ski's in plaats van wielen   

Duits Skibob (de) m

Engels skibob (en), snowbike (en), skibike (en) Frans véloski (fr) m

    2. afdaling van een besneeuwde helling op een soort fiets met ski's in plaats van wielen   

Duits Skibobsport (de) m

Engels skibobbing (en) Frans véloski (fr) m

Gangbaarheid

• Het woord skibob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordherkomst en -opbouw

• van Duits  Skibob zn 

enkelvoud	meervoud
skibob	skibobs

Zelfstandig naamwoord

skibob

1. skibob, soort fiets met ski's in plaats van wielen

Afgeleide begrippen

• skibobbing